Onze huisarts stuurde ons door naar de afdeling gynaecologie in het ziekenhuis. We troffen een lieve vrouw die van mijn leeftijd was. Een co-assistent, maar 100x meer gevoel in dr mik dan na onze laatste ervaring. Ze wist al van ons ‘probleem’ en vroeg of ze me mocht onderzoeken. Ronald mocht bij me blijven. Terwijl ik daar lag en de tranen over mijn wangen stroomden, voelde ik zijn hand in mijn haar, iets waar ik altijd erg rustig van wordt. “We gaan dit doen!” dacht ik, mijn vertrouwen groeide weer. De co-assistent zei alleen niks, ze keek bezorgd naar het scherm naast haar terwijl ze over mijn onderbeen aaide. “Heh meid toch, hebben ze je bij de fem-poli verteld wat er loos is?” “Ze hebben me voornamelijk verteld dat het 1 grote ruïne is”, zei ik. De co-assistente zuchtte, “Kleed je maar weer aan”. Met het hart in m’n keel stond ik in de kleedkamer, zuchten is vaak geen goed teken, niks zeggen ook niet….

Ik keek om me heen, vroeg me af of ik via een ander gordijntje weg kon, dat ik weg kon rennen, heel hard, net zolang tot ik in elkaar zou storten van vermoeidheid. Dat gordijntje was er niet, ik moest terug die kamer in, waar de co-assistent achter haar bureau zou zitten en waar Ronald op me zat te wachten. Met benen bevend als rietjes kwam ik bij ze zitten. De co-assisitent zette haar computer uit, “Kut, ze gaat de tijd voor ons nemen…. dit is niet goed” dacht ik… Weer zuchtte ze, “Ik denk dat je endometriose hebt meid”. Ze leunde naar voren en pakte m’n hand “Weet je wat dat is?” Ja dat wist ik…. ik wist dat het niet dodelijk is, maar wel bepalend voor de rest van m’n leven. “Daarnaast is je baarmoederhals ook erg smal, hebben ze je dat de vorige keer ook verteld?” “Ja….dat hebben ze verteld ja, d’r zou nooit een kind doorheen passen”. “Dat kan”, zei ze, “Maar ook zaadcellen zou erg lastig gaan”.

En toen werd het stil om me heen….ik hoorde Ronald en de co-assistente op de achtergrond verder praten “…. hormoonbehandelingen…” “…Lange weg…” “…Geen garantie…” “…in jullie geval een jaar of 6 schat ik…” “de kans acht ik heel erg klein…” “…Denk er goed over na…” “…het is niet niks…”

Ik staarde voor me uit, kon niks meer zeggen, kon niet meer denken, kon niet meer voelen…. Eenmaal thuis kwam de woede en het verdriet, ik heb letterlijk de haren uit mn kop getrokken, alles omver gegooid wat ik onderweg naar m’n slaapkamer tegen kwam. “Wat denkt dat wijf wel niet!”, schreeuwde ik “Dat ze even voor mij kan bepalen wat ik mankeer?! Dat ze wel even kan bepalen voor jou en mij dat we hier over na moeten denken?!” Ronald probeerde me te troosten, hield me vast en liet me niet meer los, aaide door m’n haren en kuste me. “Geef me die fucking hormonen Ronald! Ik wil een kind van jou en mij! Ik wil ook een leven, ik wil het zo graag, dit kunnen we toch?” Ronald zei niks, “Kom, we moeten praten”.

Wat Ronald nog meegekregen had en ik niet was dat de kans dat het bij ons ging lukken nog geen 10% was.
Ronald heeft altijd aangegeven wel een kind te willen, maar dan echt een kind van hemzelf, geen donor, geen adoptie. Hier had ik alle begrip voor, maar dat ging wel lukken dacht ik altijd. Tussen al die zaadjes van Ronald zaten tussen alle zwemmers die nog met bandjes om moesten zwemmen ook een paar die hun A en B diploma al hadden.’ Die zouden ze er in het laboratorium zo uit kunnen pikken en bij mij in kunnen brengen, geen probleem!
Alleen wisten we toen nog niet wat we nu wel weten…

“Maar Ronald, dit was een co-assistent, als we er nu een echte gynaecoloog naar laten kijken? Die heeft er veel meer verstand van.” De volgende afspraken volgden, 4 verschillende artsen, en allemaal zeiden ze hetzelfde, maar dan anders. Het ging hem gewoon niet worden, teveel haken en ogen, te gevaarlijk, te weinig kansen, en niet goed voor onze relatie. Wel vond 1 van de gynaecologen dat ik een “Fantastisch mooie baarmoeder had, zo mooi klein, zo’n mooie vorm.” Ik begreep dat die beste meneer er op dat moment even iets positiefs uit wilde halen voor me, dat het echt niet zo’n ruïne was zoals ik het al noemde. Hij kreeg alleen spijt van z’n ‘compliment’ toen ik hem vroeg wat er mooi was aan een zwarte zak op een beeldscherm, een lege baarmoeder is niet mooi, een lege baarmoeder is lelijk… “Nou….. stamelde de beste man, hij heeft echt een hele mooie vorm”. “Lijst hem in en zet hem op je nachtkastje”, mompelde Ronald…

We maakten een vervolgafspraak, ik wilde nog 1x nadenken en opties bekijken en bespreken. Dit keer daar troffen we weer een co-assistent die samen werkte met een co-assistent… (…?/…) Een lulletje die minstens 3 jaar jonger was dan ik. Zo’n viezerdje….ik kreeg de rillingen van dit figuur. Zonder me een hand te geven, nam hij ons mee naar z’n kamertje, daar zat een meisje van zijn leeftijd. Hij knipoogde viezig naar dr en vroeg of we wilden gaan zitten.
Zelf ging hij ook zitten, knipoogde nog eens viezig naar het meisje en leunde naar voren.

“Dus u wilde graag een onderzoek mevrouw?”
“Nou ja, graag….liever niet natuurlijk ik wil graag weten wat de opties en de kansen zijn”.
“Nou kleed u zich maar even uit dan”.
“Dat dacht ik niet!” zei Ronald, “M’n vriendin heeft de afgelopen maanden vaak genoeg pijn geleden in die stoel van jullie”.
“Oké….”, zei het lulletje (Ik zag z’n teleurstelling….. viezerd…)
“Nou, ik kan u aanraden te stoppen met roken, stoppen met het nuttigen van alcohol en minder pittig te eten.”
Ik veerde op uit m’n stoel, “Is dat alles?” vroeg ik “dus als ik me daar aan houdt, dan zou het kunnen gaan lukken?”
Het meisje giechelde, het lulletje knipoogde weer viezig….
“Dat is niet wat ik zei mevrouw, maar als u zich er aan houdt is dat wel stukken gezonder voor u, zullen we een vervolgafspraak maken?”
“Misschien als je diëtist bent geworden”, zei Ronald en hij stond op.

Na maanden van ziekenhuisbezoeken, een gesprek met Ronald’s arts in het UMC. Iedere keer het zelfde verhaal aan moeten horen, een baarmoederhalskanker onderzoek, iedere keer weer die pijn, iedere keer weer de teleurstelling kon ik niet meer, wilde ik niet meer. Nadat zelfs een spiraaltje niet wilde blijven zitten en ik weeën kreeg tijdens m’n werk en dacht dat ik doodbloedde, was ik er klaar mee. We waren 2 jaar verder en geen moer opgeschoten.

We zaten in de auto onderweg naar het ziekenhuis, de avond ervoor hoorde ik een liedje op de radio van ene Hanny, ze zong over haar kijkdoos. Op het werk hebben m’n collega, ik en de cliënten ontzettend gelachen om dit nummer, ze zingt namelijk: “Wil jij misschien mijn kijkdoos even zien, want voor een cent of 10 kun jij de wereld zien* Ik vertelde Ronald over dit liedje en samen moesten we heel hard lachen. “We moeten dat mens straks ook maar tien cent vragen voordat ze in mijn kijkdoos mag kijken!”, lachte ik. Maar zo grappig was het niet, de tranen kwamen… Nog voordat we het ziekenhuis binnen liepen, huilde ik.

“Ik wil dit niet meer Ronald, ik kan het niet meer. Ik wil niet meer bij allemaal vreemde mensen met m’n benen wijd in een stoel liggen. Het doet zo verdomde zeer, die enorme knots met die camera die langs m’n ingewanden roert. Ik wil geen hormoonspuiten, ik wil geen miskramen. Ik wil geen relatie die kapot gaat. Ik wil jou, oud worden met jou, gelukkig zijn met jou.” Terwijl de tranen vloeiden en ik iedereen negeerde die bezorgd langs me liep, pakte Ronald me vast, aaide door m’n haren, kuste me en keek me aan “Het is goed moppie, we stoppen ermee, we gaan samen met z’n tweetjes oud en seniel worden, we redden het wel.”

Innig gearmd liepen we de afdeling gynaecologie op, we vertelden onze keuze aan de gynaecoloog, die verzuchtte dat ze het helemaal met ons eens was. Ze zei dat ze blij was dat we zelf de keuze maakte anders had zij het voor ons moeten doen. Ze aaide over m’n rug en wenste ons sterkte. “Maar als ik jullie zo zie komt dat wel goed” zei ze knipogend.

Dat was het dan….Daar ging m’n hoop, m’n houvast… Een andere fase ging ik in, een fase waarin ik moest gaan rouwen om iets wat er nooit geweest is. M’n geluk gaan zoeken in andere dingen, dit ging verdomd lastig worden, maar naast me liep m’n soulmate , m’n alles, m’n leven. Ook dit zouden we aan gaan, samen. Ieder met onze eigen gedachten en gevoelens, maar met verrekte veel liefde en respect voor elkaar.

Eenmaal thuis mocht ik van Ronald op de bank gaan liggen om bij te komen. Dit was een vaste routine geworden: Gynaecoloog, pijnlijke onderzoeken, naar huis op de bank, Ronald maakt een kruik voor me en geeft me ijs. Ik lag net toen m’n zus aan de deur stond met Milan, het liefste neefje van de wereld, hij was toen 2 jaar.

“Heb je een zere buik?
Mama! Tante Geet heeft een zere buik!”
“Wel een beetje lieverd”
“Krijg jij ook een baby?” (m’n zus was op dat moment in verwachting van Demi).
Ik huil, nee lieverd helaas niet, ik word nooit een mama.
Milan kroop met een beteuterd gezichtje tegen me aan.
“Dat maakt niet uit hoor, je bent toch al een tante?”

Tja….dat is zo
Ik ben een tante van het liefste neefje van de wereld en ondertussen ook van het liefste nichtje van de wereld, met kinderen was ik nooit zo’n toffe tante geweest als ik nu ben. Ik voel me bevoorrecht, want er zijn maar weinig mensen die de kans hebben om de tofste tante van de wereld te zijn.

Inmiddels zijn we jaren verder, ben ik nog steeds een toffe tante (vind ik zelf?) en heb ik een wijze les geleerd van Milan. Ooit zei hij me dat hij blij was dat ik geen moeder was, toen ik hem lichtelijk verontwaardigd vroeg hoe hij zoiets kon bedenken zei hij “Als je moeder was geweest, had je nooit zoveel tijd voor ons gehad”. Wijze woorden van een wijs jochie, woorden die ik koester en voor waarheid aanneem. Woorden van een jochie die er geen idee van heeft hoe hij en z’n zusje me door deze klote tijd heen geholpen hebben.

Liefs,
Margreet

Sharing is caring!